Woordenlijst

Afrikaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/115113805.webp
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/82095350.webp
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.