Woordenlijst
Arabisch – Werkwoorden oefenen

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
