Woordenlijst
Arabisch – Werkwoorden oefenen

bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

aanraken
Hij raakte haar teder aan.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

repareren
Hij wilde de kabel repareren.

samenwerken
We werken samen als een team.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
