Woordenlijst
Arabisch – Werkwoorden oefenen

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

wachten
We moeten nog een maand wachten.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

openen
Het kind opent zijn cadeau.

weggeven
Ze geeft haar hart weg.

verhuizen
De buurman verhuist.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
