Woordenlijst
Belarussisch – Werkwoorden oefenen

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

veranderen
Het licht veranderde in groen.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
