Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

walgen van
Ze walgde van spinnen.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

bevelen
Hij beveelt zijn hond.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
