Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.

op handen zijn
Een ramp is op handen.

uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

duwen
Ze duwen de man het water in.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

repareren
Hij wilde de kabel repareren.

geloven
Veel mensen geloven in God.

rennen
De atleet rent.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
