Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

eten
De kippen eten de granen.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.

serveren
De ober serveert het eten.

controleren
Hij controleert wie daar woont.

wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
