Woordenlijst
Catalaans – Werkwoorden oefenen

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

verhuizen
De buurman verhuist.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
