Woordenlijst
Tsjechisch – Werkwoorden oefenen

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

annuleren
Het contract is geannuleerd.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
