Woordenlijst
Deens – Werkwoorden oefenen

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

openen
Kun je dit blikje voor me openen?

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

luisteren
Hij luistert naar haar.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
