Woordenlijst
Deens – Werkwoorden oefenen

zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

dansen
Ze dansen verliefd een tango.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

vormen
We vormen samen een goed team.
