Woordenlijst
Deens – Werkwoorden oefenen

verspillen
Energie mag niet verspild worden.

zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.

slaan
Ze slaat de bal over het net.

ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

trouwen
Het stel is net getrouwd.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

werken
Ze werkt beter dan een man.
