Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

samenwerken
We werken samen als een team.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

trekken
Hij trekt de slee.

weglopen
Onze kat is weggelopen.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
