Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

misgaan
Alles gaat vandaag mis!

gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
