Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
