Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

terugkomen
De boemerang kwam terug.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

begeleiden
De hond begeleidt hen.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
