Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
