Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

sluiten
Ze sluit de gordijnen.

melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

wassen
De moeder wast haar kind.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
