Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

horen
Ik kan je niet horen!

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
