Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

eten
Wat willen we vandaag eten?

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
