Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

wassen
De moeder wast haar kind.

doden
Ik zal de vlieg doden!

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

plukken
Ze plukte een appel.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

moeten
Men zou veel water moeten drinken.

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

activeren
De rook activeerde het alarm.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
