Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

missen
Ik zal je zo erg missen!

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

studeren
De meisjes studeren graag samen.

sluiten
Ze sluit de gordijnen.

horen
Ik kan je niet horen!
