Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

instellen
Je moet de klok instellen.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
