Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

draaien
Ze draait het vlees.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

kopen
Ze willen een huis kopen.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
