Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.

terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
