Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

produceren
We produceren onze eigen honing.

verhuizen
De buurman verhuist.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
