Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

zingen
De kinderen zingen een lied.
