Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
