Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

stoppen
De agente stopt de auto.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

verlaten
De man vertrekt.
