Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

luisteren
Hij luistert naar haar.

rennen
De atleet rent.

kopen
Ze willen een huis kopen.

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
