Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
