Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

leiden
Hij leidt graag een team.

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

brengen
De koerier brengt een pakketje.

inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

werken
Ze werkt beter dan een man.

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
