Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

serveren
De ober serveert het eten.

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.

openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

beperken
Moet handel worden beperkt?

gooien
Hij gooit de bal in de mand.
