Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

wachten
We moeten nog een maand wachten.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

zingen
De kinderen zingen een lied.
