Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

bevelen
Hij beveelt zijn hond.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
