Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
