Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

draaien
Je mag naar links draaien.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
