Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.

drukken
Hij drukt op de knop.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
