Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

straffen
Ze strafte haar dochter.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
