Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

stoppen
De vrouw stopt een auto.

verlaten
De man vertrekt.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
