Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

springen
Hij sprong in het water.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

vermijden
Hij moet noten vermijden.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
