Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

terugkomen
De boemerang kwam terug.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

instellen
Je moet de klok instellen.

begeleiden
De hond begeleidt hen.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
