Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

bereiden
Ze bereidt een taart.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
