Woordenlijst
Spaans – Werkwoorden oefenen

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!

zien
Je kunt beter zien met een bril.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
