Woordenlijst

Spaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/109588921.webp
uitzetten
Ze zet de wekker uit.