Woordenlijst
Spaans – Werkwoorden oefenen

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

redden
De dokters konden zijn leven redden.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

drukken
Hij drukt op de knop.

antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
