Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

missen
Ik zal je zo erg missen!

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

controleren
Hij controleert wie daar woont.
