Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

eten
Wat willen we vandaag eten?

verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

op handen zijn
Een ramp is op handen.

voeden
De kinderen voeden het paard.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

brengen
De koerier brengt een pakketje.
