Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

genieten
Ze geniet van het leven.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
